In 1985, na dertig jaar ballingschap in India, onthalen twee musicerende monniken, gyaling-spelers, Dilgo Khyentse Rinpoche bij zijn terugkeer in de ruïnes van het klooster van Shechen in Oost Tibet.
Aangekomen in Lhasa bidt een jonge monnik uit Changtang vurig voor de gewijde Jokhang tempel; zijn pelgrimstocht over stoffige wegen, waarbij hij zich voortdurend op de grond uitstrekte, heeft twee jaar geduurd.